Nieuws

Producent wil korte route naar consument

vegetables 1584999 340

Uit consumentenonderzoek van ABN AMRO blijkt dat drie op de tien consumenten bereid zijn om voedingsmiddelen rechtstreeks bij producenten te bestellen. Maar liefst de helft van de consumenten overweegt dit te doen als deze voedingsmiddelen goedkoper zijn of als het speciale producten betreft die niet in de supermarkt te koop zijn. Producenten kunnen via een eigen webshop betere informatie verzamelen over het koopgedrag van de consumenten, iets wat zij via de supermarkt maar beperkt krijgen. 

Consument vaker online

De online direct-to-consumer-verkoop bedroeg in 2018 volgens ABN AMRO ‘slechts’ 80 miljoen euro. Dit is een fractie van de 1,48 miljard euro die we volgens het FSIN in totaal online aan voedingsmiddelen uitgeven. Dit kanaal maakt wel de weg vrij voor rechtstreekse interactie met de consument. Informatie over koopgedrag biedt inzichten hierdoor kunnen leveranciers hun producten verbeteren, nieuwe producten testen en herhalingsaankopen stimuleren. Ook bepaalt de leverancier op deze manier zelf welke producten hij verkoopt en tegen welke prijs. Grotere producenten willen via spaarprogramma’s juist klanten aan zich binden en van hen leren. Kleinere producenten hebben maar beperkte ruimte in de supermarktschappen, waardoor D2C voor hen heel interessant is. Toch blijkt dat slechts 5 procent van de consumenten via een abonnement producten wil ontvangen, iets wat producenten juist een meer stabiele en voorspelbare omzet geeft. Ook wil de consument niet dat er verschillende leveranciers aan de deur komen. 

Supermarkten zoeken strategische samenwerking met producenten

ABN AMRO verwacht dat producenten D2C steeds meer gaan verkennen. Toch blijkt de (internationale) supermarkt nog steeds het belangrijkste afzetkanaal. Het inrichten van een succesvol direct-to-consumer-model is een grote uitdaging. Met name logistieke kosten zijn hierbij een grote kostenpost. Zo wordt het lastig voor producenten om de wens van de consument uit te laten komen: Goedkoper leveren dan supermarkten. Verandering kan komen door producenten die hun handen ineen slaan en een succesvol platform oprichten dat het assortiment van producenten bundelt en verbindt met de consument. De eerste initiatieven hiertoe kennen een zeer wisselend succes. Alternatief is om te investeren in een langdurige strategische samenwerking met supermarkten. ABN AMRO verwacht dat er steeds meer gesloten ketens ontstaan, waarin supermarkten, producenten en boeren nauwer samenwerken en onderscheidende producten ontwikkelen.

Klik hier voor het volledige onderzoek

Bron: © ABN AMRO

Nederland hardste getroffen door ‘No-deal Brexit’

Brexit

 

Een harde Brexit betekent een groter effect op de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven dan van bedrijven uit andere Europese landen. 

De initiële gevolgen zullen echter groter zijn voor het VK dan Europa. De regionale ongelijkheid zal toenemen en dit treft voornamelijk de pro-Brexit regio’s in het VK. Dit blijkt uit de wetenschappelijke publicatie ‘The Implications of Brexit for UK and EU Regional Competitiveness’, die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in een samenwerking met nationale en internationale onderzoekers heeft uitgebracht.

Het PBL keek in deze publicatie naar de (inter)nationale concurrentiepositie: welke bedrijfstakken in welke regio’s in Europa worden in welke mate door de Brexit in hun concurrentiepositie versterkt en welke verzwakt? En hoe gevoelig is dit effect voor de specifieke afspraken met het Verenigd Koninkrijk en daarmee de details van een uittredingsovereenkomst? Bepalend in de studie is of de totale kostenverhoging voor bedrijven in Nederland - in verband met handelsbarrières die het gevolg zijn van een Brexit - groter of kleiner is in vergelijking met die van hun (inter)nationale concurrenten en hoe sterk deze gevolgen veranderen door een andere uittredingsovereenkomst.

Landbouw en voedingsmiddelenindustrie 

Sommige bedrijfstakken zullen gemiddeld gezien veel last krijgen van de kostenverhoging die gaat optreden. Andere sectoren versterken hun positie. De gemiddelde hoogte van de handelsbelemmeringen na een Brexit (een zogenaamde harde of zachte Brexit) is bepalend voor de grootte van het effect. Met name de landbouw en de voedingsmiddelenindustrie zijn afhankelijk van de details van de uittredingsovereenkomst en hebben dus baat bij een “goede deal”, alhoewel dit kan variëren voor de bedrijvigheid in verschillende Nederlandse regio’s.

De economisch grotere Nederlandse regio’s (Zuid-Holland, Noord-Holland en Noord-Brabant) worden bij een ‘harde’ Brexit minder hard getroffen dan de economisch kleinere regio’s. Dat komt onder meer doordat bedrijven in deze economisch grotere regio’s minder afhankelijk zijn van economische relaties met het VK. Maar voor met name Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht zijn de effecten onzeker. In deze regio’s zijn de effecten van een Brexit het meest afhankelijk van de details van de uittredingsovereenkomst. Dit komt door de specifieke bedrijvigheid die zich in deze regio’s bevindt en die al naar gelang de details van het uittredingsverdrag en hun regiospecifieke afhankelijkheid van handelsrelaties met het VK, in grote of slechts kleine mate door de Brexit getroffen zullen worden. In Europa valt op dat de effecten van de Brexit in Duitsland en Tsjechië relatief ongevoelig zijn voor de details van de uittredingsovereenkomst. Dit komt doordat de economieën in deze landen meer verweven zijn met de economie van het Verenigd Koninkrijk waardoor er altijd wel effecten zijn ongeacht de details van de uittredingsovereenkomst. 

Voorbereiden op de Brexit

Gezien de unieke situatie rond de Brexit, is het van belang de initiële gevolgen ervan en de onzekerheden van deze gevolgen in kaart te brengen. Dit helpt bij de voorbereidingen die de Nederlandse overheid en de meest gevoelige bedrijfstakken en regio’s kunnen treffen. Nederland kan de specifieke concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven bovendien betrekken in vervolgonderhandelingen over de toekomstige economische relatie met het VK.

Bron: © PBL

Kwart bedrijven met personeelstekort

PersoneelstekortPersoneelstekort is al een tijdje een issue bij bedrijven. Nog steeds ervaart een kwart van alle bedrijven obstakels bij het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten door een tekort aan arbeidskrachten. Aan het begin van het derde kwartaal van 2019 werden hier het meeste meldingen van gemaakt. Het ondernemersvertrouwen is iets gedaald naar 10,6 maar ondernemers blijven positief. Dit melden het CBS, KVK en andere organisaties.  

Sinds medio 2018 heeft ongeveer een kwart van het niet-financiële bedrijfsleven een tekort aan arbeidskrachten. Dit is aan het begin van het derde kwartaal van 2019 niet veel veranderd. Ondanks de feiten verwacht 12 procent van deze ondernemers dat hun personeelsbestand uitgebreid kan worden. Dit percentage is lager dan vorig jaar, toen 18 procent de toename van personeelssterkte voorspelde. 

Zakelijke dienstverlening

Bij ongeveer 35 procent van de zakelijke dienstverlening is er een tekort aan arbeidskrachten. Bij de sector vervoer en opslag is dit 32 procent. Ook de sectoren informatie en communicatie, horeca en bouwnijverheid hebben een hoger percentage dan gemiddeld. In de delfstoffenwinning is dit slechts 5 procent. 

 

Ondernemers positief

Ondanks dat het ondernemersvertrouwen 1,4 punt lager is dan in het tweede kwartaal van 2019 is het sentiment onder ondernemers nog steeds positief. De stemmingsindicator ligt ruim boven het gemiddelde sinds de start van de meting in 2008.

Bron: © KVK en CBS

Mbo, hbo en voedingsbedrijven werken in Vlaardingen samen in één gebouw

Fia

 

De Food Innovation Academy in Vlaardingen bestaat inmiddels 4 jaar en de eerste resultaten zijn zichtbaar. De eerste 10 mbo-leerlingen hebben hun diploma gekregen. Ze hebben vrijwel allemaal een baan gevonden bij een van de deelnemende bedrijven. Voor volgend jaar hebben 30 leerlingen zich aangemeld voor de mbo-opleiding. De volgende mijlpaal wordt het in gebruik nemen van het gebouw waar mbo, hbo en voedingsbedrijven samenwerken. 

Naast de fabriek van het bedrijf Royal Steensma in Vlaardingen staat een gebouw van 4 verdiepingen. Het heeft een eigen entree en is via een loopbrug met Royal Steensma verbonden. Het gebouw wordt nu verbouwd tot het kloppend hart van de Food Innovation Academy. Daar komen bedrijfsleven en onderwijs samen. Praktijklessen staan er centraal. Ook zijn er faciliteiten voor onderzoek, innovatie en presentaties voor zowel het onderwijs als het bedrijfsleven. Het gebouw wordt in september in gebruik genomen.

Op de derde etage komt een auditorium en een workshopkeuken. Hier kunnen de deelnemende bedrijven in de voedingsindustrie demonstraties geven voor hun klanten. Op deze etage is ook een leslokaal waar schoolverlaters worden klaargestoomd voor een baan in de levensmiddelenbranche. Een etage lager bevinden zich 3 laboratoriums: een microbiologisch, een chemisch en een sensorisch lab.

Op de eerste etage komen productiemachines die de deelnemende bedrijven beschikbaar stellen. Het gaat om apparatuur die deze bedrijven nog steeds gebruiken. Zo kunnen de studenten hier praktijkervaring mee opdoen. Als tegenprestatie mogen de partners dit gebouw en alle faciliteiten die het heeft, gebruiken voor hun eigen personeel of voor klanten. Op de begane grond komt een bijzonder horecaconcept. Dit horecaconcept wordt ook toegankelijk voor consumenten uit de omgeving. Mogelijk worden hier in de toekomst kookdemonstraties gegeven. Ook komt er een winkel waar mensen producten kunnen kopen die in de deelnemende bedrijven gemaakt worden. 

Zie voor meer informatie over de Food Innovation Academy de site van dit initiatief.

bron: VMT, juli 2019 

Zwanenberg en Struik in gesprek

Struik logo

       

 Zwanenberg Food Group en Struik Foods laten weten dat er aftastende gesprekken tussen beide bedrijven hebben plaatsgevonden.

 Zij benadrukken echter dat het te vroeg is voor conclusies.                   

 Als  er nieuwe ontwikkelingen zijn zullen de bedrijven hiermee naar buiten komen..

 Bron: © Struik Food en Zwanenberg Food Group